Drakendoders met groene vingers: middeleeuwse monniken waren onverwachte ecohelden

2 dagen geleden 5

Een verkoolde kersentak die opeens weer uitloopt, een ziek moeras dat verandert in vruchtbaar land, een gebroken poot van een os die vanzelf geneest en koolplanten die zich wonderbaarlijk vermenigvuldigen. Er zijn vele middeleeuwse wonderverhalen over de Orde van Sint-Augustinus. Deze ‘groene’ mirakelen sluiten verrassend goed aan bij de huidige duurzame koers van het Vaticaan.

Met de verkiezing van Leo XIV, de eerste Augustijnse paus, opende het Vaticaan onlangs een eigen milieuvriendelijke boerderij. Dat is geen modegril, maar blijkt juist een knipoog naar een vergeten verleden, zegt onderzoeker Krisztina Ilko, historicus aan de University of Cambridge. In haar nieuwe boek De zonen van Sint-Augustinus blaast ze het stof van de ecologische wonderen die de orde in het verleden heeft verricht.

“Iedereen heeft wel gehoord van de verhalen over bloedende hosties en stigmata (de wonden, littekens of pijn op het lichaam van een gelovige die overeenkomen met de kruisigingswonden van Jezus Christus, red.) uit de middeleeuwen”, zegt Ilko. “Maar de Augustijnen krijgen bijna nooit erkenning voor wonderen die het land vruchtbaar maakten, vee genazen of fruitbomen tot leven wekten.”

Renaissance

Volgens haar is dit hét moment om dat te veranderen: “Nu er weer een Augustijn paus is, moeten we de verbazingwekkende geschiedenis van de orde opnieuw in de schijnwerpers zetten. De focus lag zo erg op Italiaanse steden, dat we uit het oog zijn verloren hoe belangrijk het platteland voor de Kerk en de Renaissance eigenlijk was.”

We kennen Sint-Joris, oftewel Joris van Cappadocië, allemaal als de stoere ridder die met lans en paard een draak neerslaat. Maar Ilko zet een minder bekende held in het zonnetje: Willem van Maleval, in het Italiaans Guglielmo di Malavalle, een twaalfde-eeuwse kluizenaar die volgens de Augustijnen een draak versloeg met enkel een houten riek in zijn vuisten.

In de middeleeuwen geloofden mensen dat draken met hun giftige adem het landschap konden verstikken, vooral in moerassige gebieden. Willem vestigde zich juist in zo’n beruchte ‘slechte vallei’ in Toscane. De lucht was er ziekmakend, het land dor en gevaarlijk. Toch zou hij de streek hebben gezuiverd en terug hebben gebracht in een vruchtbare staat. Volgens Ilko is dat precies waarom hij als drakendoder werd vereerd.

“Guglielmo zuiverde niet alleen symbolisch het landschap. Hij zorgde ervoor dat gewone mensen weer konden oogsten. Hij hielp hen overleven. Hij was tegelijk drakendoder en goddelijke tuinman. Wie het weer kon bedwingen, oogsten veiligstelde en vee kon genezen, had op het middeleeuwse platteland letterlijk de macht over leven en dood.”

Vergeten wonderen uit stoffige archieven

Voor haar onderzoek bezocht Ilko meer dan zestig Augustijnse locaties en dook ze in talloze archieven, fresco’s en manuscripten. Daarbij ontdekte ze documenten die verkeerd waren gedateerd of fout toegeschreven. Nu kunnen ze alsnog worden toegekend aan de orde als ‘groene wonderen’. Een van de belangrijkste manuscripten, geschreven rond 1320 door een Florentijnse monnik, werd eeuwenlang genegeerd omdat de beschreven wonderen ’te landelijk’ zouden zijn. Toch staan er bijzondere verhalen in: Giovanni van Florence die met hulp van boeren een klooster bouwde en een os met een gebroken poot genas. Jacopo van Rosia die een luie appelboom streng toesprak en tot jaarlijkse oogst dwong en koolplanten liet vermenigvuldigen alsof het niks was.

“Als mensen aan religieuze orden denken en hun rol in de Renaissance, kijken ze meteen naar steden als Rome of Florence”, zegt Ilko. “Maar de Augustijnen haalden hun kracht uit het platteland. Hun wonderen hadden juist alles met de landbouw te maken. In onze eco-bewuste wereld verdienen de Augustijnen veel meer aandacht, zeker nu we ons steeds bewuster worden van het ecologische belang”, voegt ze toe. “Sint Franciscus mag dan beroemd zijn om de preken die hij gaf aan vogels, maar de Augustijnen waren misschien wel de echte natuurbeschermers.”

Overleven in de wildernis

De Augustijnen vestigden zich bewust in bossen, bergen en kustgebieden. Dat was niet alleen een spirituele, maar ook een strategische keuze. De orde ontstond in 1256 door het samenvoegen van diverse heremietengroepen (kluizenaars) en de Kerk twijfelde decennialang aan hun legitimiteit. Pas in 1298, na jaren van onzekerheid, bevestigde de paus hun officiële status. In die periode verzonnen de Augustijnen een overtuigende oorsprongsmythe rond Sint Augustinus en ze gebruikten daarbij hun natuurlijke leefgebieden om een eeuwenoude autoriteit te benadrukken. “Contact met de natuur gaf de monniken macht, spirituele prestige en toegang tot waardevolle bronnen”, aldus Ilko.

Zelfs toen ze later kloosters in steden bouwden, kozen ze plekken aan de rand van de natuur. Hun Romeinse klooster Santa Maria del Popolo verrees aan een stadspoort, omringd door bomen en tuinen. De Franciscanen hadden de plek eerder afgewezen omdat ze er nauwelijks konden “voorzien in de behoeften van het lichaam”.

Tijd om de ruïnes te redden

Ilko wil met haar werk niet alleen de reputatie van de Augustijnen herstellen, maar ook oproepen tot behoud. Veel oude Augustijnse kloosters zijn slecht bereikbaar en staan op instorten. “We moeten beter voor deze plekken zorgen en ze toegankelijker maken”, zegt ze. “Ze horen bij ons culturele en ecologische erfgoed.”

Lees het hele artikel